
Soes
18 oktober 2020
Op de Dappermarkt loopt ze een stukje mee. Ze springt achterop als ik naar de bioscoop fiets. In kinderboekenwinkel “EduCulture” in de Eerste van Swindenstraat wijst ze boeken aan voor ons neefje en nichtje. Ik ben het roerend met haar keuze eens en koop de twee boeken voor hun twaalfde verjaardag. Ze zit aan mijn eettafel en lacht als ik heimelijk een groot stuk chocola met karamel en zeezout naar binnen prop. Zij kent als geen ander de dempende werking van dit snoepgoed. Het zoet en het zout om alles wat je voelt ten mínste in een ander daglicht te zetten. De wereld ís momenten lang warme papperige chocola.
Mijn zelfgemaakte speellijst “Soes” begint met No Woman No Cry, gezongen door haar grote held Bob Marley. Elke muzieknoot is een spetter Soes-goud. Want dat is zij voor mij, goud. Zij geeft een glans aan mijn leven. Ze spreekt me regelmatig bemoedigend toe. Zij houdt me dagelijks het ongewisse van het leven voor én ze houdt me bij de les niets voor lief te nemen. Ze steekt de draak met de diepe rimpels in mijn voorhoofd, zij heeft ze nooit gekregen.
Ik schiet in de lach als ik me haar droge humor herinner. Zoals die keer dat we met zijn tweeën thuis waren. Ik probeerde orde te scheppen in ons rommelige huishouden. De Singer naaimachine van onze moeder moest het veld ruimen en vanuit de huiskamer torste ik het loodzware ding de smalle trap op. De klep van de opbergkist hield ik aan de buitenkant in plaats van tegen mijn buik. Eenmaal boven, kukelt de Singer uit de kist óp mijn linkervoet. Ik schreeuwde het uit en mijn gezicht vertrok van pijn en schrik, terwijl mijn voet vreemd verbleekte, voordat het bloed er in een rechte straal uitspoot.
Jij kwam op mijn gegil af, overzag de situatie, duwde mij op de rand van het bed van onze moeder, pakte een tijdschrift, legde het onder mijn voet en zei: hier, dan heb je wat te lezen. Daarna ging je op zoek naar een pleister.
Sinds ze besloot niet meer in levende lijve deel van ons leven te zijn is ze er áltijd.
‘Lekker hoor zus, ’grinnik ik. ‘Eerst wist ik nooit waar je uithing en nu zit je twenty-four seven op m’n lip. Het is vandaag twintig jaar dat je je oneindige reis begonnen bent. Wij leven ondertussen voort, met vallen en opstaan. Ik mis je verschrikkelijk, zeker in 2020, waarin werkelijk álles wat ooit waar wás, verre van de huidige realiteit ís. Het blijft de vraag of we op aarde óók zó naderbij waren gekomen. Maar in mijn fantasie ben ik urenlang met je aan het keuvelen, debatteren, roddelen en aan het slappelachen. Zussengesprekken vol ontboezemingen. Bijvoorbeeld dat mijn liefde van me wegdrijft. “Hou toch gewoon van die man,” zeg je. “Maar als hij nou niet meer van mij houdt?” Piep ik. Wijselijk blijf je stil.
We are family van Sister Sledge klinkt nu uit mijn JB-box. Met een klap is het 1979 en sta ik op de dansvloer met jou, onze grote broer en onze hippiemoeder. We dansen onze blitse soulpasjes in discotheek De Can Can in Uithoorn en met zijn vieren zingen we uit volle borst: We are family, I’ve got all my sisters with me!
Carmelita Ligia Voorn 14 augustus 1964 – 18 oktober 2000
‘Shine on you crazy diamond and be good’