“Slapen doen we ’s nachts”, een rasechte Amsterdamse uitspraak. Ten teken van opperste alertheid, je laat je zeker niet in de maling nemen. “Neem jij de boel in de maling”, nog zo’n heerlijke rechttoe rechtaan uitdrukking. Amsterdamse humor ligt op straat, maar de straten zijn nu een different coronacookie. Lange lege winkelstraten. Asfalt met duizenden plakkaten platgetrapte kauwgom uit de tijd dat je nog over hoofden kon lopen. Het lijkt elke dag zondag op het Waterlooplein, de Amstelstraat, het Rembrandtplein. Ik loop door de Kalverstraat tot aan de lege Dam, waar de vensters van het Paleis als holle ogen over het plein op het monument uitkijken. De enige levende wezens die rijkelijk op de Dam aanwezig zijn, zijn duiven.
Duiven. Twee jaar geleden ontdekte ik een broedende duif op mijn balkon. Ze had zich verschanst onder de terrasstoel en daar een ingenieus nest gebouwd van takjes, blaadjes en lange witte hondenharen. Ze keek me aan met kraaloogjes als van barnsteen. Okergeel met roestbruine puntjes. Ze gaf geen koer, maar bleef me strak aankijken met een blik die zei: KILL. Als je het wáágt om dichterbij te komen dan… Elke haar op je hoofd zal er spijt van krijgen, de vreselijkste rampen zullen je overkomen als je mij en mijn toekomstige kroost ook maar met één vinger aanraakt. Het werkte.