Borrelen

Dubbelbloed “All over the world!”

Een serie gesprekken met dubbelbloeden, binnen en buiten de landsgrenzen

Borrelen –  Door Etchica Voorn

In gesprek met Emma Lesuis (1988) dochter van een Surinaamse moeder en Nederlandse vader. Emma is storyteller, theater-, film-, documentairemaker én schrijfster.

Puffend van de hitte en glanzend van het zweet komt Emma binnen. Buiten is het veertig graden. Fietsen van Amsterdam-Zuid naar stadsdeel Oost was pittig bij deze tropische temperaturen.

“Mag ik alsjeblieft gebruik maken van je badkamer?” vraagt ze met smekende stem.
Even later komt ze opgelucht en fris geurend uit de badkamer, de achterkant van haar lange jurk laat ze open.
Emma heeft gitzwarte lange krullen aan de bovenkant en kort in haar nek. Haar gezicht heeft zachte lieve trekken, donkere pretogen met een open blik en een mond vol perfect witte tanden. Ze is slank en ik steek een kop boven haar uit ondanks het feit dat ze hakken draagt.

Haar nieuwste voorstelling “Aardappelbloed” zag ik tijdens Oerol (juni 2019). Hierin vlecht ze vernuftig haar Surinaamse en Nederlandse achtergrond door elkaar, gekoppeld aan het koloniale verleden. Haar manier van vertellen, de beelden en begeleiding van de contrabas (door Nana Adjoa) ontroerden me diep. Soms leek het of haar ervaringen exact de mijne waren, in elk geval kwamen ze dicht bij elkaar.

Ze overhandigt me een kaartje met een getekende koto misi en de tekst “zwart of wit of gewoon jezelf?” Ook haalt ze twee verpakte minipuntjes spekkoek tevoorschijn. Ik zet een grote kan ijswater met munt op tafel. Met de bamboewaaier waaien we ons om beurten een briesje toe. Binnen is het  dertig graden ondanks de geblindeerde en gesloten ramen, maar we beginnen.

Waar stond je wieg?

Thuis in Leiden, wij woonden in de arbeiderswijk De Kooi.

Hoe ben je opgegroeid?

Vanuit Leiden verhuisden we naar Leiderdorp, écht dorps. Wij woonden ruim en aan het water. Een fijne tijd, ik zwom veel en was altijd buiten.  Ik heb me er prima vermaakt (een glimlach glijdt over haar gezicht) De lagere school was een zorgeloze en gelukkige tijd. Ik speelde met veel verschillende kinderen. Maar op het gymnasium in Leiden kwam er een omslag. Opeens kwam ik in een heel andere cultuur terecht met kakkermeisjes uit Voorschoten en Oegstgeest.

 

Kakkermeisjes? Wat zijn dat?

De meeste meisjes zaten op hockey, een totaal onbekende wereld voor mij.  Ik  wilde voetballen. De kinderen uit mijn klas kwamen uit rijke gezinnen. Hun vaders droegen rode en groene broeken, roze en gele poloshirts én waren arts. Mijn vader was dan wel huisarts, maar dat stond toch lager op de ladder dan een specialist. Echt een klassecultuur. Er is veel oud geld in Oegstgeest. Dat komt in mijn familie niet voor (grinnikt). De geldende etiquette en gewoonten waren nieuw voor me. Iedereen ging bijvoorbeeld op wintersport en at kaasfondue. En borrelen, dat was voor mij ook een nieuw fenomeen. Daar sloot ik overigens moeiteloos bij aan.

Waar hoorde jij bij?

Er waren duidelijke subculturen. Je had “de kakkers”, zij droegen merkshirts met soms wel drie kraagjes over elkaar. En je had de zogenaamde alto’s. Zelf sliertte ik daar tussendoor. Toen al deed ik aan schooltheater, ging echt mijn eigen weg. Na school kwam de verwijdering. Bijna al mijn klasgenoten gingen eerst op reis om bij terugkomst geneeskunde te gaan studeren. Daarna sloten ze zich aan bij het corps of andere studentenvereniging. Verschrikkelijk vond ik dat.

Ik sloot me aan bij Up With People, een internationale Amerikaanse organisatie. Heel toevallig kwam het voorbij op televisie en direct wist ik: dit is iets voor mij. In een gezelschap van zesentwintig nationaliteiten, maakten we in zes maanden een musical. Daarna reisden we de wereld rond om op te treden in onze zelfgemaakte musicalshow. Elke week verbleef ik in een ander gastgezin. Een te gekke tijd.

Waar stond de wieg van je moeder?

Noordwijk. Ze is de jongste in een gezin met vier kinderen. Mijn grootouders kwamen met de boot aan in Den Helder in 1952. Mijn opa werkte destijds bij de marine als telegrafist. Hij voer mee met een onderzeeboot op geheime missies naar Nederlands-Nieuw-Guinea. De Nederlanders voerden daar oorlog. Vaak vraag ik me af hoe dat geweest moet zijn. Mijn opa was de enige Surinamer van de bemanning en gitzwart.
Thuis was hij de tiran waar het gezin erg onder leed.

Welke eigenschap heb je echt van haar?

We houden niet van koken! Op een dag zei mijn moeder tegen mijn vader: ”Ik heb er genoeg van, ik stop ermee.” Sindsdien kookt mijn vader. Een enkele keer bedenk ik wat we eten maar mijn vriend is de kok. Wat ik ook van mijn moeder heb is dat we de dingen mooier maken dan ze zijn. Dat theatrale, dat heb ik echt van haar.

Waar stond de wieg van je vader?

In Nieuwesluis bij Rotterdam, dat plaatsje bestaat niet meer en is nu havengebied.

Welke eigenschappen heb je echt van hem?

We grappen soms dat hij een nerd is. De anekdote in de familie is dat hij één keer een onvoldoende heeft gehaald tijdens zijn middelbare schooltijd. Volgens zijn zeggen klopte dat niet. Hij is nieuwsgierig, leest graag en is gek op studeren. Hij helpt vaak met onderzoek voor mijn projecten. Nieuwsgierig naar mensen, naar de wereld en dingen uitzoeken. Daarin lijk ik op mijn vader. We gingen vaak samen op pad. Het museum voor volkenkunde was onze favoriet. Hij maakte me lid van de verrekijkersclub waar ik mocht overnachten in een tipi. Fantastisch.

Op welke plek voel je je het meeste thuis? En wat is thuis voor jou?

Als ik met mijn vriend ben. Niet per se in ons huis in Amsterdam. Sowieso kan ik niet aarden in deze stad. Ik mis het gemoedelijke, een buurtkroeg waar je de mensen kent. Het is nog steeds een zoektocht. Waarschijnlijk omdat ik toch een dorpsmeisje ben. Thuis betekent voor mij dat ik me niet opgejaagd voel. En dat ik even langs een vriendin kan gaan als het in me opkomt.

Voel jij je Nederlands-Surinaams, Surinaams-Nederlands of Nederlands of…?

Ik ben heel erg Nederlands met een Surinaamse connectie.

Je voorstelling laat toch juist een diepe verbinding zien met Suriname?

Ja, dat is waar. Ik hoor het mezelf steeds vaker zeggen: ik ben Surinaams-Nederlands.

Moest je van “ver” komen om de connectie te maken?

We dronken thuis Fernandes en gingen naar Kwaku. Maar het was niet meer dan aanstippen van de Surinaamse cultuur. Af en toe gingen we naar Surinaamse familiefeestjes en aten pom. Maar ik voelde niet dat ik erbij hoorde. Vaak vroeg ik me af waarom de oudjes aan de kant zaten. Het enige doel leek het wachten op eten. Mijn oma was een vrouw die in elke hoek van het huis knoflook neerlegde tegen kwade geesten. Maar ze toonde nauwelijks belangstelling voor mij of wat ik in mijn leventje deed. Er was weinig connectie. Op een keer was ik bij mijn opa op bezoek (mijn grootouders waren gescheiden) en had mijn schoenen niet netjes in de gang gezet. Met vuurspuwende ogen schoot mijn opa uit zijn slof. Op dat moment begreep ik wat mijn moeder als kind gevoeld moest hebben. En waarom ze het Surinaamse aan de kant had geschoven.  Mijn moeder is, in alles wat ze doet, heel Hollands.

Wanneer werd je bewust van je kleur? En wat was de aanleiding?

Mijn achttiende verjaardag ging ik vieren met vrienden in een kroeg in Leiden. Een paar gasten kwamen naar me toe. “Wat doe je hier, jij mag hier niet zijn.” Ze keken me vuil aan en hadden geschoren hoofden. Eerst was ik verbaasd. Hé? Ik sta hier altijd in deze kroeg met mijn vrienden. Hoezo? Toen het tot me doordrong was ik helemaal van slag. Mijn vrienden probeerden me te troosten met woorden in de trant van, trek het je niet aan, het zijn malloten. Toen besefte ik, dit is iets wat zij nooit zullen begrijpen. Hoe dit is, hoe dit voelt. Het is zo bizar! Het ging door merg en been. Het enige wat ik wilde was lekker borrelen en mijn verjaardag vieren.

 

Vrienden?

Al mijn vrienden behoren tot een groep. Ik heb juist veel verschillende vriendschappen maar hoor niet tot een bepaalde groep. Als ik naar ze kijk dan komen mijn vrienden enerzijds uit de creatieve hoek, en anderzijds zijn het academici.

Grappig dat je je vrienden naar beroep in deelt.

Ja, inderdaad (ze kijkt verwonderd). De achtergrond van mijn vrienden is redelijk gemengd maar iedereen is hoogopgeleid. Daarin is weinig diversiteit. Bij de makers ervaar ik meer invoelingsvermogen. Zij staan in het algemeen meer open voor de onderwerpen waar ik me mee bezig houd. Zij komen ook naar mijn voorstellingen kijken. Ik merk wel dat hoe meer ik me uitspreek hoe meer dit leidt tot verlies van mensen.

Hoe merk je dat dan?

Vrienden die ik niet meer zie of waar ik zelf afstand van neem. Kijk, als zij op Facebook allemaal vóór zwarte piet zijn, dan voel je… dan wéét je: we begrijpen elkaar niet. Dan heb je geen notie wat mij drijft en wie ik ben. Als het alleen maar bij borrelen blijft dan komt er natuurlijk geen diepgang.

Het blijft even stil en dan vervolgt ze: ik ben zoekende naar een diepere connectie met mensen, eigenlijk naar een diepere connectie in mezelf. Vroeger was ik meer de activist, maar ja het gaat er óók om wie er aan je bed staat als je ziek bent. Wie zorgt er dan voor je? Oude vriendschappen zijn belangrijk.

Hoe denk je dat de buitenwereld jou ziet? Als Nederlands of Surinaams?

Mensen zien mij als enthousiast persoon niet zozeer als tropisch. Alhoewel… ooit liep ik stage bij de KRO. Het was een diversiteits-stage. Dat bleek tijdens de presentatie van het jaarverslag. Opeens verscheen mijn naam onder het kopje “diversiteit”. Dat was een vreemde gewaarwording. Zulke ervaringen hebben mij gemotiveerd om er werk van te maken. Mensen het belang laten inzien van diversiteit, het écht snappen. Destijds durfde ik me nog niet uit te spreken.

Zijn er (erop terug kijkend) dingen die je miste tijdens het opgroeien die je zouden hebben geholpen bij de vorming van je “identiteit”?

Mijn ouders zijn onafscheidelijk en dus altijd samen. Zij hadden vroeger geen behoefte aan extra gezelschap. Ik hou juist van mensen om mij heen. Er kwamen zelden mensen over de vloer laat staan dat ze kwamen logeren. Die gezelligheid en warmte had ik meer gewild. Daarom was ik vaak bij andere gezinnen, want (daar heb je hem weer) zij gingen altijd borrelen.

Laatst was ik uitgenodigd voor een ontbijtdialoogtafel op Ketikoti en moest kiezen of ik wit of zwart was, de tafelsetting was ook hierop gebaseerd…
Wat doe jij?

Ze denkt er geen seconde over na: zwart, dat is politiek mijn huidskleur. Mensen zullen mij nooit als wit zien, ik bén zwart.

Wat is jouw dubbelbloedblooper?

In de tram deden twee Surinaamse jongens een poging om me te versieren. Ze daagden mij flink uit en op een gegeven moment vroegen ze:

“Ken je wel Surinaamse woorden?”

“Tuurlijk,” blufte ik.

“Zeg dan eens iets?”

Ik stak mijn kin in de lucht en zei met volle overtuiging: “Dushi.”

 

 

Voor Emma een “Watra Ingi” pangi rood wit. “Dat betekent dat je dingen van het water én van het land hebt” aldus Sabrina van Jursa Kulturu.

 

 

Bestel hier een exemplaar van Dubbelbloed!

 

 

 

 

 

 

You may also like