DENG (ue) in Suriname
DENG! Daar zoemde die zwart-witte mug recht op mij af en stak me, de rotzak. Ik had niets in de gaten en vertrok voor vier dagen naar het binnenland.
Na thuiskomst van de trip naar het binnenland op zondagavond, sloegen de vlammen uit mijn lijf van de hoge koorts. Al mijn gewrichten, spieren, botten, eigenlijk mijn hele lichaam, deden pijn. En, ik was hondsmoe. De trappen van mijn appartement leken wel een berg. Dagen van bloed prikken en uitslagen volgden. Het bleek dat de huishouding van mijn bloedlichaampjes en de waarden van mijn lever behoorlijk de verkeerde kant op gingen. ‘Dengue’, concludeerde de huisarts en omdat elke dag een slechter beeld gaf dan de vorige in combinatie met een ongewoon lage hartslag, werd ik op donderdagavond 13 februari opgenomen in het Vincentius Ziekenhuis in Paramaribo.
Als mensen mij vragen in welk ziekenhuis lag je? En ik noem het Vincentius dan is het steevast: Oh, maar dát is een góed ziekenhuis!
Slecht was het niet maar het begrip ‘verpleging’ krijgt wel een andere dimensie in dit Surinaamse van oudsher katholieke ziekenhuis. Als eerste kreeg ik een infuus met zoutoplossing aangebracht. Na drie keer prikken mompelde de zuster: boi ik weet ook niet waarom het niet lukt. Ik lag in het bed met plastic matras te zweten van de pijn en stress. Daarna kon ik niets anders doen dan mij mét overgave overgeven aan het ziekenhuisleven met mijn infuus en twee ‘room-mates’. Vijf uur in de ochtend kwam de zuster het felle tl licht aandoen en werd je temperatuur, hartslag en bloeddruk gemeten. Zes uur kreeg je een kop thee. Zeven uur kwamen twee zusters de bedden ‘opdekken’, daarna ging ik baden wat met mijn infuus niet gemakkelijk was. Om negen uur kwam het verlossende broodje als ontbijt. Ik had groot geluk met familie en vrienden die zich om mij bekommerden. Vriendin Sylva spande de kroon, ze kwam me twee keer per dag opzoeken en bracht verse tangelo- en markoesa sap. Vissoep met tayerblad, tonijnsalade en brede bon! Gebakken broodvrucht, wat ik nooit eerder had gegeten. Ellen Rose bracht sappige pamplemousse, klaargemaakt door haar moeder. De lobi proefde je er dwars doorheen. Na het bezoekuur was het even slikken, de lange warme dag of nacht lag dan voor me. Dat vond ik moeilijke uren. De derde dag werd mijn laptop gebracht en had ik een beetje energie om te schrijven. Op de vijfde dag werd ik ontslagen. Twee artsen en een broeder kwamen om 10.00 uur ’s morgens aan mijn bed, ik ging mooi zitten om ze ervan te overtuigen dat ik verder thuis uit kon zieken. De arts bevestigde dat mijn bloedwaarden goed waren, mijn lever nog herstellende was maar, als ik mezelf in acht zou nemen qua rust, water en paracetamol, dan mocht ik gaan. Wel met het advies om in Nederland naar de cardioloog te gaan. ‘En het infuus?’ vroeg ik, er was nét een nieuwe zak ingehangen.
‘Die moet eerst leeg,’ besloot ze, ‘dus rond vijf uur kunt u weg.’ Toen ik heel lief en onderdanig vroeg of hij niet gestopt kon worden zei ze resoluut: ‘Nee, maar ik zal de broeder vragen of hij ‘m iets harder laat lopen.’ Om 13 uur vertrok ik met de taxi naar mijn huis in de Louiselaan in Paramaribo.
De volgende dag kwam Ko, mijn rock, steun en toeverlaat aan in Suriname. Het beste medicijn wat ik me wensen kon. En vandaag, twee weken na mijn ontslag uit het ziekenhuis kan ik zeggen: back on track! Dankzij de liefdevolle aandacht en goede zorgen van man, vrienden en familie en… ook dankzij het Vincentius. Ook al heeft het begrip ‘zorg’ daar een héél andere dimensie.