Een echte Daniël

Photocredits Armando Ello

 

Dubbelbloed “All over the world!”

Een serie gesprekken met dubbelbloeden, binnen en buiten de landsgrenzen

 

Een echte Daniël – door Etchica Voorn

Wouter Neuhaus (1985) heeft een Indische (met Afrikaanse invloeden) moeder en een witte Nederlandse vader. Hij is finance consultant bij het bedrijf Goedemensen en woont in Hoorn met zijn Surinaamse vrouw Jade en hun driejarige beauty queen Deja.

Wouter is gepassioneerd over de geschiedenis van Nederlands-Indië. Zijn opa, oud KNIL-militair (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) met Indo-Afrikaanse roots, is hoofdpersoon in de documentaire De vergeten krijgers (uitgezonden op 14 augustus 2019). Van jongs af aan slurpte Wouter de verhalen op die zijn opa hem vertelde. Als volwassene werd de impact van de geschiedenis van zijn voorouders nog groter. Hij beloofde zijn opa zich in te zetten om de Indo-Afrikaanse verhalen wereldkundig te maken. Wouter zegt hierover: “Ik zie het als mijn taak en als een eerbetoon aan mijn opa en voorouders.”

Hij stapt mijn appartement in de Sarphatistraat binnen in een onberispelijke outfit. Modern, strak pak, daaronder glimmende zwarte puntschoenen. Met open blik en een lach op zijn gezicht kijkt hij me aan.

Waar stond je wieg?

Ik ben geboren op 31 augustus 1985 in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam als jongste van een tweeling. Ik heb een tweelingbroer.

Waar stond de wieg van je moeder?

Jakarta. Toen ze drie maanden was, is ze met haar ouders naar Nederland gekomen.

Welke eigenschap heb je van haar? Waarin lijk je op je moeder?

Moeilijke vraag… Als zij vroeger op het schoolplein kwam in haar mooie manteljas, viel dat op. Ze werkte bij de bank, een business woman. Daarin lijk ik op haar. Verzorgd. Mijn moeder is rustig en intelligent. Ze kan goed dingen overzien en relativeren. Maar ik heb nooit echt over de geschiedenis kunnen praten met mijn moeder, weinig gesproken over ons verleden en onze afkomst. Hoe Indo-Afrikaans ik me ook voel, met haar kan ik dat niet altijd delen. Mijn moeder voelt zich heel Nederlands. Zij is opgevoed door mijn oma in de koloniale tijd, die zich ook heel Hollands voelde. Nederlandse gewoonten werden overgenomen en de Indonesische mores werd afgeleerd.

Mijn moeder heeft bijvoorbeeld niet de drang om terug te gaan naar Indonesië, ik heb die drang wel, maar ik ben er nog nooit geweest. Het komt erop neer dat ik uiterlijk meer op mijn moeder lijk dan innerlijk. Ik trok altijd meer naar mijn opa en oma. Je bent een echte Daniël zei mijn oma altijd, zo heet mijn opa.

Waarin lijk je op je vader?

De felheid heb ik van mijn vader. Ik wil graag mijn gelijk halen, meestal héb ik ook gelijk (schaterlach) Ik kan flink de discussie aangaan. Wij konden vroeger zo boos worden op elkaar, dat het soms bijna knokken werd. Dan belde ik mijn opa en vroeg of ik bij hen mocht komen wonen. Mijn opa luisterde rustig en zei: “Dat mag, maar je moet het éérst uitpraten met je ouders.” Slim van hem, want als je praat, ga je niet weg natuurlijk.Welke invloed heeft je naam op jouw identiteit?

Als kind wilde ik nooit Wouter heten dus noemde ik me Daniël. Daniël Cordus, naar mijn opa. Zelfs op school noemde ik me zo. Mijn meester zei weleens: dat gaat je vader niet leuk vinden. Maar ik identificeerde me met mijn opa. Ik voelde me géén Wouter. Dat is veranderd. Mijn naam is mij gegeven door mijn ouders en daar ben ik oprecht trots op.

In mijn werk zorgt mijn naam voor verwarring. Het eerste contact is altijd telefonisch. Als klanten mij voor het eerst zien hoor ik vaak: “Oh, ik dacht dat je een oer-Hollandse jongen was!” Dan zeg ik: “Dat ben ik ook, ik ben gewoon hier geboren.”

En je achternaam, Neuhaus?

Dat heb ik nog niet uitgezocht. Waarschijnlijk richting Duitsland, Zwitserland of Oostenrijk. En in Antwerpen heb je de Neuhaus bonbons. Daarom ben ik gek op chocola (grinnikt).

Waar stond de wieg van vader Neuhaus?

Geboren in Utrecht, maar als kind vertrokken naar Amsterdam en opgegroeid op de Zeedijk. Ter hoogte van het bekende Thaise restaurant Birds. Een heftige tijd. In die buurt heeft hij leren knokken, het was moeilijk voor mijn vader én hij moest altijd opkomen voor zijn oudere broer. Mijn vader vertelt niet veel over zijn jeugd, maar ik moet eerlijk bekennen dat ik er ook niet naar vraag.

Hoe ben je opgegroeid?

Ik heb een jeugd gehad waarin alles aanwezig was. Echt álles. Omdat mijn vader het zwaar gehad heeft vroeger, wilde hij het allerbeste voor ons. Tenminste, dat denk ik. Wij kregen alles wat we wilden. Onze verjaardagen waren extreem. We gingen bijvoorbeeld naar een pretpark en kregen ook nog een Gameboy. Daar zorgde hij voor. We kwamen niets tekort en werden schaamteloos verwend. Aan de andere kant werd ons vroeg geleerd dat je moest werken voor je geld. Onze vader heeft een sportschool voor karate en jiu jitsu. Op maandagmiddag moesten wij de matten neerleggen voor de lessen. Daar kregen we één gulden voor! Hij heeft een carrière kunnen maken door op latere leeftijd een opleiding te volgen en hard te werken. Ik vind het wel heel knap hoe mijn vader dat gedaan heeft.

Sport was enorm belangrijk in mijn jeugd, ik ben gestart met judo en jiu jitsu. Vanaf mijn twaalfde jaar deed ik aan karate, echt mijn spelletje. Op mijn achttiende heb ik het serieus aangepakt en kwam ik terecht in Leeuwarden voor trainingen. Acht jaar lang maakte ik deel uit van de nationale ploeg en in 2011 werd ik Nederlands kampioen. Een  hectisch leven. Ik werd genomineerd om mee te doen aan de Europese kampioenschappen, maar door gedoe in de bond ging het uiteindelijk niet door. Dat was een klap in mijn gezicht. Vanaf toen heb ik mijn leven drastisch veranderd en ben ik me gaan focussen op mijn privé en carrière. Trainen doe ik nog steeds, dat hoort bij mij. En training geven aan kinderen dat vind ik heel erg leuk.

Wanneer werd je bewust van je kleur? En wat was de aanleiding?

Ik voelde me altijd heel Indisch, vanaf dat ik naar de basisschool ging. Toen al wilde ik de naam van mijn opa dragen. In het overwegend witte Hoorn was het racisme heel subtiel. Mijn broer en ik werden vaak uitgescholden, als we naar judo fietsten door een “mindere” buurt. Papoea! kregen we vaak naar ons hoofd geslingerd. Een nichtje heeft een keer alle neven en nichten geïnterviewd met als eerste vraag: voel je je Nederlands of Indisch. Ik voel me niet Nederlands, ik voel me Indisch, antwoordde ik toen. Zo voelt het nog steeds, maar de aantrekkingskracht van mijn Afrikaanse achtergrond is alleen maar sterker geworden. Helemaal nu ik meer weet over mijn Indo-Afrikaanse geschiedenis, daardoor neig ik zelfs meer naar het Afrikaanse. Dat vind ik een grappige ontwikkeling.

Afrikaans? Leg dat eens goed uit.

De moeder van mijn moeder komt van Malang en háár vader van Purworejo, Java. Mijn opa’s opa werd geboren in Ashanti, aan de WestAfrikaanse goudkust. Wat nu het huidige Ghana is in West Afrika. In 1800 wordt hij door het KNIL gerekruteerd om te vechten.

Mijn oma’s vader was een Afrikaanse man, ook Ashanti, beide voorouders waren tot slaaf gemaakten die zichzelf uiteindelijk vrij hebben gekocht. Haar moeder was trouwens een Indische vrouw met Nederlands bloed.

De Ashanti werden door het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) geronseld en kwamen terecht in Indonesië. Door de kolonisator, Nederland. Zo ontstonden relaties van Afrikanen met de inheemse vrouwen, maar ook Indische vrouwen.

Op welke plek voel je je het meeste thuis? En wat is thuis voor jou?

Nog steeds een complexe vraag. Oost zit in mij én West en dan heb ik natuurlijk ook de Nederlandse kant. In principe pas ik in al die hokjes. In mijn werk kan ik heel Nederlands gecodeerd zijn, met mijn netwerkproject ‘zwart onder oranje’ (https://www.facebook.com/zwartonderoranje/) ben ik juist heel Indisch én Afrikaans. Daardoor heb ik ontdekt dat er meerdere jongeren zijn met een verhaal, die zich ook zo voelen als ik; een Nederlandse jongen met Indo-Afrikaanse roots.

Als ik niet lekker in mijn vel zit, trek ik me terug, net als vroeger. Vorig jaar is mijn oma overleden en dan heb ik momenten voor mezelf nodig. Dat doe ik door Indisch te koken, Indische muziek te luisteren. Zoals op de Pasar Malam, de geur, het eten en de muziek, alles voelt als thuis. Ik ben natuurlijk wel Indisch opgevoed, vanuit Ashanti zijn er weinig dingen meegekomen. Het botst soms met de Indische groep, ik voel me zwart, zij voelen zich wit. Zoals mijn moeder, ze voelt zich heel Nederlands en kookt vaak stamppotten. Sinds ik samenwoon met Jade heb ik geen Hollandse pot meer gegeten. Mijn favorieten uit de Indonesische keuken zijn nasi goreng, tempeh goreng en sambal goreng kentang zoals mijn oma het maakte.

Wie heeft je meegenomen in de Indonesische cultuur en traditie?

Mijn opa. Ik heb veel vragen gesteld en zijn verhalen waren magisch voor mij. Nog steeds trouwens, hij is zevenennegentig jaar. Hij praat graag en veel. Elke twee weken ga ik met hem eten. Indische familie zien we elke maand, met hen ben ik opgegroeid. Ik wil heel graag naar Indonesië. Maar dat is ook spannend. Zal ik me daar thuis voelen? Ik ben huiverig voor die confrontatie. Drie jaar geleden was ik voor het eerst in Suriname, daar voelde ik me hélémaal thuis, maar of ik datzelfde gevoel zal hebben in Indonesië?

Spreek je Indonesisch?

Sediki (klein beetje) lacht. Binnenkort start ik samen met een nichtje een cursus. Mijn oma sprak Maleis met me, dat vond ik verwarrend, want we waren niet Maleis. Inmiddels weet ik dat het een algemene taal was, ingevoerd door de VOC, zodat men elkaar kon verstaan. Na de onafhankelijkheid is het Bahasa Indonesia  ingevoerd als officiële taal van Indonesië.

In wat ben jij typisch Nederlands?

Ik heb niet veel contact met mijn Nederlandse familie en ik heb niet echt iets Nederlands. De geschiedenis van mijn vader interesseert me op dit moment minder. Het is wel een voornemen om meer te weten te komen van mijn Nederlandse familie. Ik heb altijd wel goed contact gehad met mijn Nederlandse oma, ik ben en blijf een familiemens.

Hoe beantwoord jij de vraag “waar kom je vandaan?”

Ik ben me ervan bewust dat de vraag met een bepaalde reden gesteld wordt. Ik zeg altijd, ik kom uit Nederland en ben geboren in Amsterdam. Als ik aan een witte Nederlander vraag “Waar kom jij vandaan?” dan is de reactie niet zelden huh hoezo? Terwijl als je uit Zeeland komt, ik noem maar wat, dan is dat toch óók geschiedenis?

Ik nam deel aan een ontbijtdialoogtafel op Ketikoti en moest kiezen of ik wit of zwart was, vanwege de tafelsetting. Wat zou jij doen?

Als er een tafel zou zijn met alleen zwarte mensen dan ga ik daar bij zitten, want daar voel ik me thuis, dit zijn mijn mensen, denk ik dan. Voor mij is Indonesisch ook zwart. Ik praat altijd in de twee politieke kleuren, wit of zwart. Bruin of geel zie ik niet als kleur, in een discussie over huidskleur. Het gekke is: door de kolonisatie voelen veel Indische mensen zich wit. Ik vind dat heel moeilijk. Je hebt donker haar, donkere ogen en je hebt een getinte huid. Dan ben je in mijn ogen niet wit. De Indische groep is vernederlandst  maar lijkt vergeten te zijn waar ze vandaan komen. Dat vind ik heel lastig. Nog zoiets. Er is net een magazine uitgekomen met de naam ‘Pinda’. Ik zie dat als een woord om Indische Nederlanders te denigreren. Ik zou het nooit gebruiken en je moet me zéker geen “pinda” noemen. Veel Indische mensen zien het als een koosnaam, dat botst met hoe ik erover denk.

Heb je een dubbelbloed blooper?

Ik was op een festival met vrienden. Ik zei: hey, kijk daar heb je Kenny B. Maar het bleek ‘gewoon’ een Surinaamse jongen met rasta. Dat was een echte “tata” actie.

 

 

Altijd als eerste de nieuwste blogs lezen? Abonneer je op het Dubbelbloed blog. www.dubbelbloed.eu/abonneer/

Bestel hier een exemplaar van Dubbelbloed!

 

 

You may also like