Gemene Aardappel
Dubbelbloed “All over the world!”
Een serie gesprekken met dubbelbloeden, binnen en buiten de landsgrenzen
Gemene Aardappel – door Etchica Voorn
Een feest om de Amsterdamse duizendpoot Sandy Bosmans – schrijver, spoken word artieste, moeder van twee zoons én fulltime werkzaam als senior op een afdeling klantenservice – te interviewen. Ze heeft een Ghanese moeder, een Brabantse vader. Zij is één van de jonge tekstschrijvers die afgelopen jaar geselecteerd zijn door het Fonds Podiumkunsten voor het traject “Nieuwe Stukken”. Ze geeft bedachtzaam antwoord op mijn vragen en wisselt dat af met een vrolijke uitgelatenheid door de soms hilarische jeugdherinneringen. Ons gesprek ontaardde in één lange reeks gouden momenten. Geniet met een paar momenten mee.
Waar stond je wieg?
In Amsterdam-Zuidoost. Op 4 mei 1986 ben ik in het ziekenhuis AMC geboren. Mijn vader en moeder woonden in Ganzenhoef (de Bijlmermeer) daar stond mijn wieg een tijdje.
Hoe ben je opgegroeid?
Na de scheiding van mijn ouders verhuisde ik rond mijn tweede jaar vanuit Ganzenhoef naar Almere.
De connectie met de Bijlmer bleef, vanwege familie en de kerk. Voor mijn gevoel ben ik opgegroeid in de kerk, elke zondag van tien uur ’s morgens tot zes uur ’s avonds. Leuk vond ik het niet, maar ik wist niet beter. Toen ik een jaar of vijftien was, ging ik met mijn zus de sundayschool runnen. We organiseerden van alles en keken bijvoorbeeld naar religieuze tekenfilms. We zorgden voor lekker eten en drinken. We wilden dat de kids, een fijnere ervaring hadden dan wij. We hebben het twee jaar volgehouden.
Later werden mijn bezoeken aan de kerk steeds minder, ‘huiswerk’ was mijn excuus. Mijn moeder vindt de kerk belangrijk, maar school nog belangrijker. Als ik zei dat ik toetsen had, dan hoefde ik niet of ‘maar’ tot twee uur. Ik was het zó zat, joh. Uiteindelijk ben ik niet meer gegaan. Ik weet álles van het geloof, echt, ik kan zó Bijbelverzen opzeggen. Nog zou mijn moeder het liefste willen dat ik iedere zondag naar de kerk ga. Dáár zit de Ghanese gemeenschap en een enkele Nederlander of Duitser zoals mijn stiefvader destijds.
Mijn thuis was een nieuwbouwwijk in Almere. Ik ging lekker naar school, groeide op met mijn zusjes en de buurtkinderen, we speelden altijd buiten in de bosjes en vielen duizend keer in de sloot. Er reden bijna geen auto’s in die tijd dus speelden we ook letterlijk op straat. Een zorgeloos leventje.
Na de basisschool ging ik naar het VWO en de universiteit. Na tien jaar stopte ik met mijn rechtenstudie. Ik durfde niet te zeggen dit is niets voor mij, niet tegen mezelf en niet tegen mijn moeder. Ze vertelde mij op mijn achtste al dat ik advocaat moest worden, omdat ik een grote mond gaf en overal een antwoord op had. Mijn hele familie zei tegen me, word advocaat! Zo is dat idee er bij mij ingeslopen. Er zijn maar drie beroepen bij Ghanezen, hé, advocaat, ingenieur of chirurg. Dáár scoor je punten mee. Het komt voort uit de gedachte dat je je kinderen nooit in armoede wil laten leven. Opleiding is de sleutel tot succes, goed geld en een goede toekomst.
Ondertussen deed ik zóveel leuke dingen naast mijn studie en baan. Ik bracht bundels uit, deed mee aan poetry-slams en schreef een toneelstuk. Pas toen ik mijn studie losliet realiseerde ik me hoeveel druk en stress die studie gaf.
Waar stond de wieg van je moeder?
Mijn moeder is geboren in een dorpje vlakbij Kumasi, regio Ashanti. Zij is een supermoderne, ondernemende en vrijgevochten vrouw, óók voor Ghanese begrippen. In Ghana had ze haar eigen naaiatelier en drie meisjes in dienst. Mijn moeder kan ontzettend goed naaien, dat leerde ze ook aan anderen. Op haar zeventwintigste was ze nog geen moeder, dat is heel gek in Ghana.
Het Twi is de hoofdtaal in Ghana, plus tientallen meer. Mijn moeder spreekt acht van deze talen, vloeiend! Soms versta ik mijn eigen moeder niet als ze in een of andere taal spreekt.
In de jaren zeventig is ze met mijn vader naar Nederland gekomen, eerst woonden ze samen in Brabant. Ze was een van de eerste zwarte vrouwen in zijn dorp. Het was vast niet makkelijk, er was niemand zoals zij, ze moest Nederlands leren. Maar ze heeft er nooit iets over gezegd. Mijn vaders moeder vond het heel erg dat ze naar Amsterdam gingen verhuizen. Mijn moeder legde aan mijn oma uit dat ze haar niet wilden verlaten, maar mensen om zich heen nodig had die op háár leken.
Welke eigenschap heb je echt van haar?
Ik lijk verschrikkelijk op mijn moeder, in álles.
Sandy valt even stil, alsof ze zelf verbaasd is over haar uitspraak.
Echt… nu je het me vraagt, realiseer ik me des te meer hóeveel ik op haar lijk. Zíj maakte de plannen anders waren we nooit in Amsterdam terechtgekomen. Ten eerste, haar wil is wet (lacht) en verder is ze ondernemend, zelfstandig en heeft niemand nodig, dat is haar levenshouding. Kijk, mijn moeder móest het alleen doen, een single mom life. Dat was mijn referentiekader. Ik heb het een tijdje nagedaan, maar ik probeer dat bij te stellen. Dingen bewust met z’n tweeën doen en te beseffen dat dat leuk is.
Rond mijn zesde jaar leerde mijn moeder een Duitse man kennen, mijn stiefvader. Mijn jongere tweelingzusjes zijn Duits-Ghanees. Met het EK en WK zijn ze gewoon voor Duitsland, is verschrikkelijk hoor. In plat Amsterdams ik dacht; laat lekker gaan, jóh.
Duits spreek ik goed en ik versta alles. Als kind sla je taal makkelijk op. Het grappige was dat ik niet altijd de strekking begreep. Ik dacht dat pass auf, betekent, pas op. Maar het betekent ook: let even op want ik probeer je iets uit te leggen. Wist ik veel, als kind.
Gaf je stiefvader je ook de Duitse cultuur mee?
Duitsers zijn in alles beter, gezondheidszorg, school. Zijn boodschap was dat wij in Nederland er een puntje aan konden zuigen hoe goed alles in Duitsland geregeld is. Hij scheidde van mijn moeder en is uiteindelijk teruggegaan naar Duitsland. Inmiddels is hij overleden. Ik had niet zo een band met hem, maar mijn zusjes waren stapelgek op hun vader.
Waar stond de wieg van jouw vader?
In Geldrop in Noord-Brabant. Hij ging met zijn beste vriend op vakantie in Ghana en daar is hij mijn moeder tegengekomen. Op zich heel bijzonder, in die tijd gingen mensen amper op vakantie en al helemaal niet naar Ghana. Zo is mijn moeder in Nederland terechtgekomen.
Heb je contact met je Brabantse familie?
Ik ben geen held in het onderhouden van contact en mijn oma – de spil van de familie – is overleden. Zij was de enige bij wie ik op bezoek ging. Daar ontmoette ik mijn ooms, neven en nichten. Dat was heel leuk. Met mijn vader heb ik redelijk goed contact, hij woont in Zaandam.
Zijn er (erop terug kijkend) dingen die je miste tijdens het opgroeien, dingen die je zouden hebben geholpen bij de vorming van je “identiteit”?
Ik miste letterlijk mijn vader. Zeker naast mijn moeder zou het voor mij beter in balans zijn. Zoals het nu voor mijn zoon ook belangrijk is dat zijn vader een high five geeft als hij een zeven haalt terwijl ik al snel zeg: het kan beter.
Wanneer werd je bewust van je kleur? En wat was de aanleiding?
In groep vijf van de basisschool. We hadden bijna geen kindjes van kleur op school. Opeens kwam er een Surinaams meisje bij mij in de klas. Toen dacht ik: verrek, ik heb al die tijd zonder iemand zoals jij in de klas gezeten. Nou kunnen we “waar kom jij vandaan, waar kom ik vandaan doen”! Voor haar was het andersom, zij kwam uit Zuidoost en dacht, waar ben ik nou weer beland, alleen maar witte kinderen. We werden vriendinnen, ook na de basisschool. Op het VWO waren veel gemengde culturen, genoeg om uit te kiezen. Maar ik was er niet bewust mee bezig. Wij waren niet gefocust op de verschillen.
Hoe denk je dat de buitenwereld jou ziet?
Ik hoor vaak: ik wist niet wat je was. Of, Ghanees is toch veel donkerder? Verder vinden mensen mij grappig, sociaal en een tikkie brutaal.
Op welke plek voel je je het meeste thuis? En wat is thuis voor jou?
In mijn eigen huis. Of bij gelijkgestemden. Mensen die meerdere werelden kennen. Bijna al mijn vriendinnen hebben toch iets etnisch in zich. Daar voel ik me toe aangetrokken. Van alles wat.
In wat ben jij typisch Nederlands?
Ik ben helemaal gestoord van kaas, mijn moeder kan echt een gemene aardappel maken. Aardappelen, groenten en vlees met jus. En ik spreek heel goed Nederlands. (lacht hard) Ik word altijd gefrustreerd van de overtuiging dat je ouders Nederlands moeten spreken om de taal goed mee te krijgen. Dan denk ik, wat lul je nou. Mijn moeder sprak waar ze zin in had en ik spreek ook alle talen. Je ouders moeten zelfverzekerd zijn in wát ze je leren. Ze sprak ook Nederlands met ons, niet perfect, maar we kregen het goed mee.
Mijn moeder snapte bepaalde Nederlandse gebruiken – zoals sinterklaas – niet. Dan zetten wij onze schoen en dan zette zij er schoenen bij. Wij vonden het vreselijk dat wij geen cadeaus in onze schoen kregen en andere kinderen wel. Pas toen wij voor onze jongere zusjes cadeautjes kochten en in hun schoen stopten, begon het haar te dagen.
Tekeningen die we meenamen uit school gebruikte zij als kladpapier. Zij hing ze echt niet op de koelkast, daar hechtte ze geen enkele waarde aan, dat soort sentiment was haar totaal onbekend. We kunnen er nu vreselijk om lachen.
In wat ben jij typisch Ghanees?
Ik ga laat naar bed. Is dat Ghanees? Trots, koppig en ik laat niet het achterste van mijn tong zien. Ik ben open, maar het duurt wel even. Zes uur eten dat heb ik niet in mij. Mijn Nederlandse Marokkaanse vriend wel een beetje. Ik spreek Twi (spreek uit tjoewi) Het is een moeilijke taal met een ander alfabet.
Er zijn dingen die er gewoon bij horen, omdat je Ghanees bent. Religie. Respect vooral voor ouderen. Zelfverzekerd. Onze manieren. De grootste grap is altijd dat als wij zien hoe blanke kindjes tegen hun ouders praten, wij al vijf klappen hadden gekregen. Toen ik puberde was er veel discussie. Ik zei, we wonen niet in Ghana. Mijn moeder antwoordde: het maakt niet uit waar je woont, ik ben je moeder!
Geef jij je kinderen Ghanees mee?
Mijn oudste kan al beter fufu (gestampte cassave typisch Ghanees gerecht red.) maken dan ik. Hij is ook een tijdje naar Ghanese les geweest. De jongste pikt het wel op, maar moet eigenlijk vaker naar zijn oma. Maar luister, met een Marokkaans-Nederlandse vader en een Ghanees-Nederlandse moeder, in welke taal moet je praten? We praten dus Nederlands.
In hoeverre doet je dubbelbloed mee met jouw identiteit?
Ik sta er niet elke keer bij stil. Wel heb ik heel vaak de vraag gehad voel je je Ghanees of Nederlands? Dan antwoord ik Ghanees, dat heeft met mijn opvoeding te maken. Ik voel me rijker met mijn dubbelbloed, omdat je van beide culturen een beetje hebt. Het maakt daarbij niet uit of je door je vader, je moeder of beide bent opgevoed. Ik voel me niet supercomfortabel met alleen witte mensen, maar ook niet met alleen Ghanese mensen. Maar ik versta ze tenminste! Ik praat Twi terug en kan grapjes maken. De taal is een belangrijke connectie.
Ik nam deel aan een ontbijtdialoogtafel op Ketikoti en moest kiezen of ik wit of zwart was, bij een geel servetje was het ‘wit’ en bij een rood servetje ‘zwart’. Wat zou jij doen?
Ik zou de twee servetten doormidden knippen en er alsnog één servet van maken.
Heb je een dubbelbloed blooper?
Op de Vrije Universiteit werkt veel Ghanees personeel. Die staan dan in de lift met je. Ze denken dat ik hen niet versta. Zoals die ene keer. Een paar mannen onder elkaar met hele stoere en stoute verhalen. Ik kon m’n lachen niet inhouden. Toen waren ze wel even van slag.
Trotse moeder met dichtbundel waarin haar dochter Sandy staat gepubliceerd
Altijd als eerste de nieuwste blogs lezen? Abonneer je op het Dubbelbloed blog. www.dubbelbloed.eu/abonneer/
Bestel hier een exemplaar van Dubbelbloed!