Kerst Kermis
‘Lieverd, ben je boos op me?’ Licht verbaasd lees ik het bericht, totdat ik besef dat ik niet heb gereageerd op haar app van enige dagen geleden.
Dat bericht ging over sisterhood. In het Engels sprak mijn vriendin haar waardering voor me uit, ze bewonderde mijn daden en doorzettingsvermogen. Ik zou haar kracht en zelfvertrouwen geven waardoor zij haar dagelijkse beslommeringen nét wat beter aankon en daarvoor bedankte ze mij uitvoerig. Ze vond me een winnaar – oké, dáár zit iets in het afgelopen jaar – haar “battles” brachten haar af en toe in een overwinningsroes en dat kwam ook al door mij. Het bleek Sisters’ Day, een dag waarop je al je zusters je liefde en respect toont, een hart onder de riem steekt, happy Sister’s Day wenst. Heel lief van haar natuurlijk toch voelde ik niet de neiging te antwoorden.
Het zijn standaardteksten die de laatste jaren vaker rondwaren op internet. Van alle kanten komen op een dag dezelfde berichten binnen als op-poppende vergeet me nietjes. Zussendag, broer en zus-dag, vriendinnendag, nationale ouderen- en burendag en de dag tegen de eenzaamheid-dag waar nu zelfs een hele week voor is uitgetrokken. Eenzaamheid is sowieso een dankbaar terugkerend onderwerp in de decembermaand. Alsof we dan meer dan in de andere elf maanden gevoelig zijn voor de mensen om ons heen. Collectief worden we aangesproken op onze menselijkheid en aangezet om in actie te komen voor de kwetsbaren in onze samenleving.
Kerst maakt de mensen wee, we ontdoen ons van maskers en harnas en maken plaats voor het licht die als damhertjes over onze schaduwen heen springen.
Ik denk aan mijn vader en zie hem staan op een ouderwets huishoudtrappetje. Met zijn ruim 1 meter 85, balanceert hij met zijn lange sterke armen en benen op de wiebelige treetjes. Zijn billen steken krachtig uit in een of andere kleur broek. Hij draagt rode, blauwe, witte, roze pantalons, een enkele keer een zwarte maar nooit een spijkerbroek. Ik kijk naar zijn diep donkerbruin gekleurde handen met dikke gelige nagels en eelt op de vingers van het vele trommelen op conga en bongo. Tussen zijn lippen klemt hij een zilveren glitterslinger om zijn handen vrij te hebben voor plakband. Het is het begin van de jaarlijkse kerstrally die zal duren tot minstens 8 januari. Hij begint zoals altijd bij het raam dat de slaapkamer scheidt van de huiskamer. Zilveren, gouden en rode slingers hangt hij in perfect symmetrische guirlandes langs de kozijnen. Zijn lichaam beweegt subtiel op de ritmische klanken van Tito Puente.
Met de kerst in zicht verhief hij het decoreren tot een ware kunst en in twee dagen is de flat in Amsterdam-Noord waar ik ooit als kind woonde getransformeerd tot een lichtjes- en glitterfestijn dat niet onderdoet voor de eerste de beste versierde winkelstraat in Amsterdam. Versieren zat hem altijd al in het bloed. Tussen de glimmende guirlandes prijken enorme rode en witte papieren vouwklokken. In de hoek van de kamer staat als huzarenstuk de witte kerstboom. De plastic takken zijn bezaaid met lichtjes in alle kleuren van de regenboog. Ze dansen aan en uit op de muziek van James Brown, Aretha Franklin, Otis Redding, Al Green en de salsa van Queen Celia.
Elk jaar vond dit ritueel plaats. Alsof hij bekaf was van de reputatie die hij het hele jaar op moest houden. Eindelijk toegaf aan zijn moeheid, even afstand nam van de persoon die van niemand tegenspraak duldde en zijn vrouwen met klappen en dreigende woedeaanvallen onder de duim hield. Hij liet als het ware een bad vollopen met liefde om zichzelf, zijn kinderen, vrienden en wie toevallig voorbijkwam onder te dompelen in een rituele ontgifting. Wat gepaard ging met lekker eten en veel drinken. Mijn gevoelens raakten in de kersttijd altijd in de war. Ik was bang van hem en ik hield van hem. Tegelijk was ik gefascineerd dat onder zijn stoere uiterlijk een uitgesproken zachte en gevoelige kant huisde. Ik heb altijd vermoed dat er veel eenzaamheid school in de man die jaarlijks in zijn eentje zijn huis omtoverde tot kerst-kermis en de heerlijkste Surinaamse gerechten op tafel toverde.
Drieëntwintig jaar na zijn dood kan ik erg naar mijn enige echte vader verlangen. Als hij er nog zou zijn, zou ik mijn armen om zijn hals slaan en zeggen: fawaka papa? Lieve ouwe pa van me, woeste pa, zachte pa, mi lobi yu. Hij zou me nors een tyuri geven, terwijl een zielsgelukkige glimlach door zijn rimpels breekt.
Daar zouden we geen vader-dochterdag voor nodig hebben, zelfs geen kerst.