Steunpilaren – Stonfutu
Een tijdje woonde mijn oudste neef bij ons in Amsterdam-Noord. Het was zijn eerste woonadres in Nederland. Hij was zo dun als een bonenstaak, met een hoge afro op zijn langwerpige hoofd die een versterkend effect had op zijn toch al reusachtige verschijning. Hij joeg ons – ik was vijf jaar, mijn zusje anderhalf jonger – regelmatig de stuipen op het lijf wanneer wij naar bed gingen. Fris gepoetst en gebaad lagen we vol spanning in onze bedjes. We wisten wat er stond te gebeuren en toch overviel ons het moment dat hij onze kamer binnenkwam. Hij maakte snuivende onheilspellende geluiden, trok zijn mondhoeken uiteen met zijn duimen, en stak tegelijkertijd zijn beide wijsvingers in zijn neusgaten om deze zo wijd mogelijk open te zetten. Het hoogtepunt van dit griezelstukje was wanneer hij met rollende ogen in een spokendraf op ons af kwam. Het sein om keihard te gillen en ons diep onder de dekens, tevergeefs, te verstoppen. Hij gaf ons de kieteldood die ons de tranen over de wangen deed rollen, een zoute mengeling van angst en gelukzaligheid.
Na mijn eerste reis naar Suriname bezoek ik hem en zijn gezin om verslag te doen. Mijn zoon nestelt zich op zijn schoot om mee te kijken naar de video die ik speciaal voor mijn neef heb gemaakt. Sinds zijn aankomst in Nederland eind zestiger jaren is hij niet meer terug geweest naar zijn geboorteland. Als ik hem vraag wat de reden daarvan is doet hij dat af met: ‘Ik heb daar niets meer te zoeken. Ik ga liever naar Spanje.’
De film brengt hem terug naar zijn jeugd in Moengo. Zijn ogen glinsteren van emotie. Een jeugdvriend doet hem via de camera een dramatisch verzoek: ‘Kom naar Sranan, kom naar Suriname. Voordat ik dóódga.’ Zoonlief leeft intens mee en zegt iets waarbij hij mijn neef bij zijn voornaam noemt. De neusgaten van mijn neef beginnen te trillen en worden net als in mijn kinderjaren heel wijd, zijn vingers heeft hij daar kennelijk niet meer bij nodig. Als een bariton dondert hij: ‘Oom! Ik ben oom voor jou!’
Mijn zesjarige mannetje kreeg een lesje Surinaamse normen en waarden, waar hij het nu nog over heeft.
Zou het mij geholpen hebben? Had ik dichter bij mijn Surinaamse wortels kunnen komen als ik de normen en waarden, die bij een cultuur horen, met de paplepel ingegoten had gekregen?
Ongetwijfeld had het mij enige ongemakkelijke situaties bespaard. Zoals die keer dat ik was uitgenodigd om een gastcollege te geven aan bachelor studenten Nederlands aan de Anton de Kom Universiteit in Paramaribo. Speciaal voor de gelegenheid had ik mijn linnen bermuda van een duur merk aangetrokken. Een bijpassend jasje en dichte schoenen met een klein sleehakje maakten het helemaal af. Toen mijn tante mij kwam halen sloeg ze verschrikt de handen voor haar mond. Van de weeromstuit bleef ik een seconde stokstijf staan.
‘Je gaat naar de universiteit met blote bénen?’ Haar verontruste reactie bracht me een kort moment van mijn stuk. Ineens begreep ik waarom ik zoveel vrouwen in panty’s zag lopen ondanks de tropische hitte. ‘Ik heb wel een broek maar die is niet echt netjes …’ Mijn stem klonk meelijwekkend hulpeloos en ik voelde mij bijzonder stom.
‘Mi Gado! Je kunt zo niet naar de universiteit. In geen enkel officieel gebouw kun je met blote benen lopen. Je wist het niet, nóh?’
Gelukkig heeft ze kunnen voorkomen dat ik een slecht figuur zou slaan bij de studenten én bij alle radio- en tv-studio’s die ik naar aanleiding van mijn boek nog zou bezoeken. Ik snelde naar mijn appartement om terug te komen in mijn simpele grijze stretchbroek.
Mijn neef en mijn tante leerden mij over mijn Surinaamse roots. Zij gaven mij een referentiekader. Bij wijze van spreken vormen zij mijn steunpilaren, stonfutu – spreek uit stongfoetoe – geen garantie dat ik nooit meer een flater sla of de plank missla, maar ze helpen wel en geven mij een stevig gevoel dat ik tot op de dag van vandaag voel groeien.
De enige mensen zijn zij niet die mij op een of andere wijze een duwtje hebben gegeven in een richting die ik kennelijk te gaan heb. Er zijn ook steunpilaren van een heel ander niveau. Vaak weet je niet eens dat zij die functie voor je hebben. Omdat ze ver weg zijn maar toch dichtbij. Zoals Queen of soul Aretha Franklin. Haar muziek hoorde bij mijn opvoeding als een bruine boterham met kaas. Ze heeft mij vergezeld in de liefde of het verdriet ervan en op mijn feestjes was haar stemgeluid altijd te horen. Zij is gaan hemelen maar gelukkig kan ik altijd op haar muziek terugvallen.
Een Stonfutu van wereldformaat.
Met Jerry Dewnarain, docent Nederlands aan de Universiteit Anton de Kom te Paramaribo