Preparing is key, roept een vriend streng. En ik weet dat hij gelijk heeft.
De afgelopen twee weken raasde die typische onrust door mijn lijf. Het bloed in mijn aderen leek zich op de hoogst mogelijke versnelling te verplaatsen. Een stroom die ik volledig zelf veroorzaakte door ertegen op te zien gecombineerd met “een chronische zelfonderschatting” (volgens vriendin A.) Deze techniek beheers ik tot in de finesse en maakt van een doodnormaal formaat muis een reusachtige olifant waar ik vet bang voor ben. Bang betekent hard wegrennen. Voilà!
Wat nu?
In mijn coachingspraktijk leer ik mensen de techniek van omdraaien. Door middel van meditatie fysiek contact te maken met het onderwerp én de techniek van omdraaien. Het is fijn om informatie te verzamelen, artikelen uit te vlooien en te bestuderen. Lekker urenlang in de bibliotheek te vertoeven. Ik hoef niet een boek lezen en youtube filmpjes met interviews te bekijken. Maar het mag! Het is belangrijk voorwerk. Ik heb permissie om in een boek duiken. Dat is onderdeel van the job. Schrijven en er voor betaald worden. Hoe heerlijk is dat?
Maar goed, wie kent niet het verhaal van de druppende kraan bij de loodgieter. Ik weet precies waar de schoen wringt, want er is mij door De Balie (op zichzelf al een eer) gevraagd een essay te schrijven. Het woord essay snoerde mij bij voorbaat de keel. Het had voor mij een literaire én elitaire connotatie. “Eliterair he”, schimpte een goede collegaschrijfvriendin. Kortom, het stuk moet wel héél erg goed, superslim, verrassend zijn en buitengewoon knap in elkaar steken.
Ik dacht terug aan de schrijfles die ik pas gaf als gastdocent in een serie schrijfworkshops, georganiseerd door de Clark Accord Foundation.